Kinderen zitten vol vragen. Maar wie regelmatig filosofeert met kinderen, heeft zeker al opgemerkt dat niet elke vraag even relevant is voor het gesprek dat wordt gevoerd. Bovendien vraagt het wel wat tijd om kinderen de vaardigheid aan te leren om anderen te bevragen. Toen ik de reeks ‘Filosofie voor kids’ van Oscar Brenifier ontdekte, gaf me dat inspiratie voor een speelse oefening in vraag en antwoord.
Brenifier vertrekt in zijn boeken vanuit één grote vraag (Wat is vrijheid?) die hij opsplitst in 6 kleinere vragen (Kun je alles doen wat je wilt? Moet je volwassen worden om vrij te zijn?). Op elke vraag worden antwoorden gegeven. Wat uniek is aan de boeken van Brenifier is dat ze laten zien hoe je die antwoorden opnieuw kan bevragen.
De oefening
- maak duo’s of kleine groepjes
- elk groepje schrijft dezelfde startvraag bovenaan een groot vel papier. Dat werkt het best met een heel concrete vraag die eventueel door de kinderen bedacht werd. In één van mijn sessies was dat bijvoorbeeld: Wanneer is iemand je vriend?
- teken onder de vraag minstens 3 grote tekstballonnen.
- de groepjes denken nu na welke antwoorden mogelijk zijn op die startvraag. Schrijf elk antwoord in een tekstballon. Bijvoorbeeld: Als je iemand al lang kent. Als je er vaak leuke dingen mee doet. Als je samen naar het pretpark gaat.
- teken nu minstens 2 cirkels onder elke tekstballon en verbind ze met elkaar met een lijn.
- lees de antwoorden nog een keer kritisch door en vraag “ja, maar”. Schrijf je nieuwe vragen in de cirkels. Bijvoorbeeld: Als je niet veel dingen samen doet, is je vriend dan nog een vriend? Wat zijn leuke dingen?