De SCHIETschijf-SESSIE over leven en niet leven
Kijk. Wanneer kinderen zelf onderscheid beginnen maken tussen begrippen, wanneer ze zelf doorhebben welke concepten er spelen, wanneer ze dus met andere woorden, zelf beginnen denken, dan wordt filosoferen echt iets van hen.
Wanneer je filosofeert, vertrek je niet vanuit een theorie. Dan had ik hen tijdens deze sessie wel verteld over theorieën van grote denkers over wat leven is. Maar ik deed iets anders: in een schietschijf mochten ze woorden plaatsen in de juiste cirkel (een appel, je haar, de wind, een zaadje, een stuk vis,…): dingen die leven, dingen die niet leven en een grijze zone met een vraagteken. Deze oefening is een klassieker uit de filosofeer-praktijk: door de laagdrempeligheid is iedereen meteen mee, maar er moet wel gedacht worden. Leeft een stuk vis, een zaadje, een appel, een steen?
In het gesprek dat volgde, bleken de ideeën soms ver uit elkaar te liggen. Eén kind opperde dat alles leeft omdat alles IS. Een ander vond dat enkel dingen met een hart konden leven. Een jongen merkte op dat dingen die leven wel moeten kunnen bewegen. Toen zei iemand anders dat er misschien verschillende soorten leven bestaan: leven en bestaan. We hadden te weinig tijd over om dit spanningsveld uit te diepen, maar knap toch dat ze daar zelf opkomen? Want wat is het verschil tussen leven en bestaan? En kan leven enkel voortkomen uit ander leven?
Hier een klein stukje gesprek uit onze sessie:
Leeft een zaadje?
“Ja, omdat een zaadje het begin is van een appel. En als we zeggen dat de appel leeft, dan leeft ook het zaadje.”
“Neen, een zaadje kan toch niet bewegen en heeft geen hart. Dus leeft het niet.”
“Een appel groeit aan een boom en die boom leeft. Dus het zaadje leeft.”
“Maar wat doe je dan met balpennen? Die worden gemaakt door mensen die leven. Maar de balpennen leven toch niet?”
“Maar ze BESTAAN wel. Misschien zijn er wel 2 soorten van leven: leven en bestaan. En een zaadje is er wel, dus leeft het.”
“Maar je kan toch echt niet zeggen van de Eiffeltoren dat die leeft. Die beweegt helemaal niet.”
“Maar hij bestaat wel.”